Per vliegmachien
In het liedjesschrift van Anna Van Robbroeck vonden we deze tekst:
De melodie werd niet vermeld maar uit het refreintje blijkt duidelijk dat het aloude “Sur l’air du tralala” werd gebruikt.
Dat werd ook bevestigd nadat we de tekst terugvonden in de tiende (!) editie van “Ons Zangboekje”, anno 1935, een uitgave van “Het Katholieke Patronaat”.
Inderdaad, ook “Onze Vader Adam” werd op deze melodie gezongen.
Geen marktzangerslied dus, maar iets voor vrolijke zangmomenten op school of in de jeugdbeweging: er werd vroeger veel en zowat overal gezongen, het culturele leven was niet beperkt tot georganiseerd vertier door professionele aanbieders.
Het is een “kluchtig leugenliedje”, en zoals dat hoort bij het genre wordt aan het begin van het lied bezworen dat het NIET om bewuste leugens gaat…
Per vliegmachien
969 [A] J. Delmot [C] trad. anno 1693
Ik heb onlangs een reis per vliegmachien gedaan,
’k vertel u in vertrouwen hoe het is gegaan:
zo g’alles niet gelooft, zeg daarom niet: ge liegt!
Maar denk dat iedereen zich al ne keer bedriegt.
En zingt van traderidera
En zingt van traderidera
en zingt van traderidera, hopsasa.
Ik stapte voor den eersten keer in Groenland af,
waar men naar landsgebruik een pot vol traan mij gaf.
Ik trok een scheef gezicht, ’t was erger dan azijn!
Maar ’k moest het toch wel drinken om beleefd te zijn.
Ik vloog in snelle vaart over de Noordpool door,
toch voeld’ ik dat mijn bloed tot een klomp ijs bevroor.
Het was maar pas ontdooid toen, aan de Evenaar,
de zon begon te branden loodrecht op mijn haar.
Te NewYork kreeg ik vast een raar toneel te zien:
daar zat haast iedereen lijk ik in ’t vliegmachien,
want als men zo maar woont op ’t vijftigste verdiep,
dan ware’t wel een snul die dat te voet beliep.
In Pisa staat een toren, schoon maar ach zo scheef
dat niemand hem bestijgt zonder hij schrikk’ en beef’
Ik dacht: daar draai ik rond, maar ’t lukte mij zo slecht
dat ik er tegen vloog: daardoor staat hij nu recht.
Hoe ’k zocht de wereld door, ik toch geen land ’n vond
waar de gebraden vogels vliegen in de mond.
Daarom was het besluit van mijne reis op ’t lest:
het spreekwoord blijft toch immer waar: Oost West, thuis best.
![]() |
Partituur * Per vliegmachien * |
![]() |
1. instrumentaal
|
Bronnen: In liedjessschrift Anna Van Robbroeck (MUZ0719 pag. 59) Ook in MUZ0460 "Ons zangboekje" (1935) pagina 77 - auteur J.D. (J. Delmot - Oud-Inspecteur der Patronaten) Ook in MUZ0919 "Bloeiende Bloemen, liederboek der Christene Vrouwengilden en Christene Jeugdorganisatie voor Meisjes" (1926) pagina 86
De pensenjager
Een lied uit het liedjesschrift van Eugeen Koopman anno 1916, lied waarschijnlijk daterend uit de 19e eeuw. Het gaat over een “jager” die in het bos “toevallig” een jonge vrouw (van 21 jaar) ontmoet die graag wil meedoen aan de jachtpartij. Als prooi feitelijk…
Maar eerst moet zij hem helpen om zijn “carabine” in gereedheid te brengen.
Kortom, het gaat in feite over een vrijpartij, vermomd als een jachttafereel: een allegorie die we meermaals terugvinden in oude liederen.
De pensenjager
968 [A] onbekend [C] Johan Morris
‘t Was op een vroegen morgend
als ik zeer(1) aan mijn tanden had.
Ik kon daarvan niet slapen,
ik ging wandelen buiten de stad.
Vermits dat ik liefhebber was
al van het pensen jagen
nam ik mijn poeder en carabien,(2)
‘t was om het mee te dragen.
Nam ik mijn poeder en carabien,
‘t was om het mee te dragen
Ik ging langs de stille dreven
waar die nachtegaal zo lieflijk zong
Ik zette mij daar wat neder
onder enen groenen boom.
Daar viel ik lustig in het slaap,
mijn tandpijn was genezen.
Maar eindelijk als ik wakker wierd,
de zon die was gerezen.
Maar eindelijk als ik wakker wierd,
de zon die was gerezen
‘t Was op een vroegen morgend
en ik hoorde daar een schoon gezang
‘t Was een meisje van drijmaal zeven
die ik daar zo lustig zag.
Zij sprak: jager zijt niet verrast
van zonder gendarmen(3) te jagen
Gij weet mijn Vader is GardeChasse(4)
en ik zal u overdragen.(5)
Gij weet mijn Vader is GardeChasse
en ik zal u overdragen
Ik zei: mijn meisje roept geen alarm,
uw vader is mijn beste vriend
en ik ben er al een gendarm
en ik doe hier mijnen dienst.
Niemand kan mij de jacht verbiên
meisje, waar zijn uwe zinnen?
Ik zal mijn geweer eens laten zien
en het poeder zit van binnen.
Ik zal mijn geweer eens laten zien
en het poeder zit van binnen
Maar als zij had vernomen
dat ik een gendarme was
kwam zij recht op mij gelopen
en vroeg om vergiffenis.
Zij liet haar vallen in het gras
en sprak: lieve gendarme,
ik ben het wild waar gij op jaagt,
schiet maar, ja, zonder erbarmen.
Ik ben het wild waar gij op jaagt,
schiet maar zonder erbarmen.
Ik zei: meisje zijt niet zo haastig,
ik ben graag op mijn gemak.
Mijn karabien moet zijn geladen,
’t poeder zit nog in mijn zak.
Meisje, wil mij behulpzaam zijn
om mijn karabien te laden.
Hier is mijn poeder, mijn karabien
Ik zal u omverre blazen.
Hier is mijn poeder, mijn karabien:
ik zal u omverre blazen.
‘t Was op een schonen morgend,
ik hoorde daar een schoon gezang
Het kon niet beter wezen
op die patrijzenjacht.
’t Geweer ging af en ‘t gaf een paf,
het kletterde tussen de bomen.
En, juist van pas, mijn hondje bast,
‘k zag heel de stad van Rome!
En juist van pas mijn hondje bast
‘k Zag heel de stad van Rome
Maar als zij was geschoten
riep zij: jager het is een schand!
Uw geweer moet zijn gebroken
want het poeder vliegt in het zand.
Uw schot dat heeft mij niet getreft
daarom kan ik mij niet verloven.
Van zo een schot word ik niet vet,
‘t is al in het zand gevlogen.
Van zo een schot word ik niet vet
‘t Is al in het zand gevlogen
Nu pensenjagers voor het laatst
als gij gaat op patrijzenjacht.
Ziet dat ge zijt enen gendarm,
voor u is ‘t altijd jacht.
En schiet maar vogels groot en klein
als gij maar kunt vizeren.(6)
Al vloog het poeder tussen haar billen,
ge moogt u niet generen.(7)
Al vloog het poeder tussen haar billen,
ge moogt u niet generen.
(1) pijn
(2) carabine, (jacht)geweer
(3) “mannen-met-wapens”, politie
(4) “toezichthouder-van-de-jacht”, jachtopziener
(5) aangeven, verklikken
(6) mikken
(7) beschaamd, gehinderd voelen
![]() |
Partituur * De pensenjager * |
![]() |
1. instrumentaal
|
Bronnen: zangwijze: eigen melodie in liedschrift Eugeen Koopman lied nr 117 (MUZ0349) in "Liedjes die eigenlijk niet mogen" (Roger Hessel) met andere melodie (MUZ0410 pag 52) in liedjesschrift Emiel Meire lied nr 21 (MUZ0956)