Reacties

Bezoekers van deze website kunnen desgewenst reageren op elke bijdrage en hun bedenkingen staan dan bij het bericht terzake onderaan vermeld.

Hieronder al die reacties samengebundeld in omgekeerde chronologische volgorde, de recentste dus bovenaan. Om de context terug te vinden kunt u klikken op de in rood weergegeven titel van het oorspronkelijke bericht.


  • Van Johan op Om een coureur te worden moet men kunnen rijden

    Grosso modo dezelfde tekst wat het refrein betreft schreef marktzanger Frans Jacobs op zijn liedblad nr 112. De strofen zijn helemaal anders maar de muziek is ook weer dezelfde. Frans Jacobs woonde in Gent …

    l Compleet
    ‘k Kwam pas maar uit de schoole
    Als mijn moeder sprak tot mij
    Zie jongen luistert vrij
    Wat stiel begeerde gij
    ‘k Zei moeder ‘k heb een velo
    En ik zie een groot faveur
    Ach laat mij ’t stielke leeren van coureur

    Refrein
    Om coureur te worden moet ge kunnen rijden
    Ja uw beenen mogen in geen knoopen slaan
    Ge moogt niet drinken uf niet rooken en niet vrijen
    Niet te vroeg al bij de schoone meisjes gaan
    Goed geschapen zijn van ooren en van pooten
    Slaan uw polsen meer dan 100 ’t is kadee
    Laat u dan maar loopen tusschen al de groeten
    ’t Zij met Hamerlinck, De Kuyscher, gij moet mee

    2 Compleet
    Mij eerste koersken dat ik deed
    Die sloeg mij nogal mee
    ‘k Had er onverveerd
    Mijn beenen ingesmeerd
    Als men van achter telde
    Kwam ik g’heel den eerste toe
    Zij kregen om den duivel mij niet moe

    3 Compleet
    Een jaar of drie gereden
    En kreeg kennis met een meid
    Was ik met haar alleen
    Dan vroeg ze mij verblijd
    Wat voor een stiel die doet ge
    En ‘k kreeg mijn buize per malheur
    Als ik haar zei dat ik leerde voor coureur

    EINDE

    Ga naar de reactie
    2018/10/11 at 4:38 pm
  • Van Johan op Garçon, geef ons een boksken

    Frans Jacobs schreef op dezelfde melodie een lied met dezelfde titel en een identiek begin van het refrein (liedblad nr 60 lied nr 8). Wie heeft bij wie gespiekt?

    Refrein:
    Garçon geef mij een bockske
    voor mij en voor mijn mokske
    niet te groot of niet te klein
    maar ’t mag geen schuim op zijn
    garçon geef mij een stoutse
    voor mij en voor mijn loetste
    ’t spreekwoord hoort men zoovele
    van slout en bokskens fijn.

    Ga naar de reactie
    2018/10/11 at 3:28 pm
  • Van Johan op Kinderen der fabriek

    In “De Vlasbewerker” van Maart 1902 staat de eerste strofe van dit lied als commentaar bij “Onze Plaat” – bedoeld wordt een afbeelding van 3 kinderen aan de poort van de fabriek in putteke winter …
    Ook in de krant “De Vooruit” wordt het lied meermaals geciteerd tussen 1887 en 1909, helaas, telkens als “traditioneel Vlaams volkslied” (toen al), zonder vermelding van auteur.

    Kinderen der fabriek

    Ga naar de reactie
    2018/09/24 at 11:17 pm
  • Van martine derycke op Het vergaan van de stoomboot "De Berlin" (1907)

    Beste
    Mijn moeder zong indertijd het liedje van de gardeville voor me. Ik zou het willen gebruiken in een toneelstukje maar de tijd moet kloppen. Weet iemand van wanneer dit lied dateert?

    Ga naar de reactie
    2018/09/16 at 12:53 am
    • Van Johan op Het vergaan van de stoomboot "De Berlin" (1907)

      Wel … ik zie niet direct het verband met het vergaan van een stoomboot, maar goed.
      Het lied “Loop, loop, loop, de gardeville is daar, de gardeville is daar, de gardeville is daar” komt al voor in het boek “Kinderspel & kinderlust in Zuid-Nederland” van 1902, dus moet de melodie nog ouder zijn. Die lijkt overigens heel sterk op die van het lied “Zeven violen en een contrabas en een kletskop waar geen haar op was”;
      De melodie zou volgens R. Vankenhove in “Het Volksleven in het Straatlied” (Gent 1932) gebaseerd zijn op de dans “De Lanciers” alias “Quadrille Anglaise” van circa 1815. Van in den tijd van Napoleon dus!
      Hij noteerde ook een in Gent gezongen minder fraaie tekst op deze zangwijze:
      Twee fiolen en een contrabas
      en een pispot waar dat stront in was.
      En wie zou er mij niet willen
      met mijn dikke vette billen
      en mijn rijstpapgat.

      Twee fiolen en een konterbas
      En inderdaad, figuur vijf van de “Quadrille des Lanciers” is de inspiratiebron, zie dit Youtube filmpje

      Ga naar de reactie
      2018/09/16 at 1:51 am
      • Van Johan op Het vergaan van de stoomboot "De Berlin" (1907)

        De hele “Kadril van de Lanciers” vonden we terug in het bundeltje “Dansen uit Diest”, uitgegeven door het “Vlaams Dansarchief” uit Schoten, 1974. Hieronder het stukje (motief A) uit de 5e figuur waarop bovenvermelde (vereenvoudigde) straatdeuntjes gebaseerd zijn.

        Ga naar de reactie
        2023/04/11 at 8:10 pm
  • Van Johan op Lied van de discipline

    Het lied staat ook in “Filosofen van de straat” pag 211 en in het liedschrift van Eugenius Koopman, pag 362, telkens zonder opgave van melodie en met afwijkende tekst.
    Filosofen-Hessel
    kooman-loteling

    Ga naar de reactie
    2018/09/15 at 11:11 am
  • Van Johan op De drie verloren knaapjes

    Ondertussen vonden we een tekstversie in het handgeschreven liedjesschrift van Eugenius Koopman, daterend van circa 1917, getiteld “De blauwe golven”, duidelijk verwijzend naar de originele Franse titel. De tekst & vertaling aldaar is soms vollediger en plausibeler dan die van Tamboer, bijvoorbeeld op het einde van strofe 2:
    Ach kindren lief, welhaast zijt gij niet meer,
    Richt vruchteloos uw handjes tot den Heer
    De wijde zee blijft doof van uw geschrei
    Ach kinders lief, ‘k heb met u medelij

    Het is dus zeer onwaarschijnlijk dat Lionel Bauwens deze vertaling zelf heeft geschreven.

    Ga naar de reactie
    2018/09/14 at 10:15 am
  • Van luk bonner op Pseudoniemen, aliassen en artiestennamen

    – Bert Appermont (Componist) : Robert Finn
    – Roland Cardon (Componist) : Guy Rodenhof.
    – Jacob De Haan (Componist) : Dizzy Stratford en Tony Jabovsky.
    – Henk van Lijnschoten : Ted Huggens, Michiel van Delft.
    – F.J. Ricketts (van “Colonel Bogey”) : Kenneth Alford.
    – André Waignein (Componist) : Rob Ares, Frede Gines, Rita Defoort en Roland Kernen.

    Ga naar de reactie
    2018/09/13 at 11:28 am
  • Van Glenn pellis op Om een coureur te worden moet men kunnen rijden

    Johan, dat nummer van Eddy roos over rik van looy. En dat andere. Heb jij dat in bezit?
    Ik zoek er al lang achter.
    Efdy roos leeft nog maar wil niks meer met muziek te maken hebben…

    Ga naar de reactie
    2018/08/31 at 4:47 pm
  • Van Johan op Wanneer vader Adam nog jong was en blij

    Honoré Lagae
    Volgens een opmerking op een (anoniem) liedblad is dit ” één van de vele liedjes van Honoré Lagae”. Het is inderdaad te vinden in het boek “Honoré Lagae (1863-1935), volkskunstenaar”, uitgegeven in 1985 door de Kristelijke Bond der Gepensioneerden in Sint-Eloois Winkel. Dat boek bevat een dertigtal (lange) liedjesteksten en plezante illustraties van cartoonist Nesten, maar helaas geen enkele aanduiding over de bijpassende melodieën.

    Ga naar de reactie
    2018/08/30 at 8:28 pm
  • Van Jan Huyghe op Lied van de Herderin

    Waarde Johan,
    Het lied van de herderin en de jager kon ik in 1976 opnemen uit de mond van mijn nonkel Jef Huyghe (°Wulveringem 1913 – ib. 1990). Hij had een liedschrift (gestart ca. 1935) en zong op familiefeesten. Beroep: landbouwer in Wulveringem.
    Misschien enkele interessante tekstvarianten.

    Jef zingt, 4de strofe, vers 6:
    “’t Is in een koeienstal” en vers 12: “met boerenpap…”

    Strofe 5, vers 5: “En als de liefd’u kwelt…” / vers 9: “want zo een jacht zou u verdrieten” / vers 12: “ja, ’t is verdrietig zo ter jacht te gaan…”

    Op enkele noten na zingt nonkel het lied ook volgens de meegedeelde melodie.

    In mijn eindwerk (1979) beschreef ik de liederen van dit genre als een uitvloeisel van de pastorella.

    Ze herinneren sterk aan het aloude, pastoraal-bucolische genre, meer in het bijzonder aan de pastorella. Die liedsoort heeft zich vooral in de 12de en de 13de eeuw in de Provence en in Noord-Frankrijk (inbegrepen het toenmalige graafschap Vlaanderen) ontwikkeld. Het genre was een reactie op het hoofse canzo van de Provençaalse troubadours. Het canzo bezong in hoogdravende bewoordingen de smachtende liefde van de ridder voor zijn onbereikbare, geïdealiseerde geliefde aan wie hij onbaatzuchtige dienst verschuldigd was. Een verlangen dat compleet lucht was, abstract, virtueel. De dichters van de pastorella staken daarmee de draak. De setting is identiek als in het canzo (natuur, idyllische omgeving, enz.), maar de taal is niet hoofs, veeleer volksrealistisch. Soms op het boertige af en recht voor de raap…
    Andere mansfiguren die in zulke liedjes opduiken zijn “een heer uit de stad”, “een student”, “een rijke koopman”, enz. Ze lopen met hun fijne, vieze maniertjes allemaal blauwtjes op bij het ongekunstelde vrouwvolk van te lande.
    Zo ziet men, denk ik toch, hoe een middeleeuws genre het bij manier van spreken nog heeft uitgehouden (via de mondelinge overlevering) tot ca. de jaren ’20/’30 van de 20ste eeuw.
    Groeten,
    Jan

    Ga naar de reactie
    2018/08/26 at 3:00 pm

Copyright © 1967-2024 Wreed en Plezant Alle rechten voorbehouden.
Deze site is gemaakt met behulp van het Multi sub-thema, v2.2, bovenop
het bovenliggende thema Desk Mess Mirrored, v2.5, van BuyNowShop.com