17

Fleur de la mansarde

Geplaatst door Johan op 22 juni 2011 in cahiers, dubbelzinnig, liederen, Over Liefde & Verdriet, schrift Louis Laermans |

Mathieu Dekemper meet zich een intellectuele look aan.

Wannes Van de Velde maakte in 1977 een LP met daarop o.a. “Op mijn mansarde”.

Ik heb de wereld laten stoan
En ‘k woon wa dichter bij de maan
Oep maan mansarde
’t Is oep het zevende verdiep
’t Schijnt da Jan Breydel er nog sliep
Oep maan mansarde

Hij heeft zich lichtjes geïnspireerd op een lied dat in het Brusselse gezongen werd tijdens het interbellum.

We vonden zo’n oude versie terug in het liedjesschrift van Louis Laermans, die het op zijn beurt vermoedelijk overschreef van een liedblad van Mathieu Dekemper uit Brussel. Die Mathieu had een heel repertoire van dubbelzinnige liedjes. Al is het ook mogelijk dat Louis Laermans de tekst van Mathieu een beetje extra liet aanbranden: we vonden wel de titel van het lied terug op het repertoire van Mathieu Dekemper, maar de partituur zelf nog niet en dus konden we het niet vergelijken …

Laten we maar veronderstellen dat Wannes – die in zijn beginperiode uitvoerig putte uit het Brusselse café-chantant repertoire van ondermeer Jan De Baets, hij kende dus allicht ook dit lied – een eigen, poëtische en gedistingeerde versie heeft gemaakt van het eerder plat-erotische Brusselse voorbeeld.

Zoals het echte ketjes betaamt zong en schreef Mathieu Dekemper zijn teksten half in het vlaams en half in het frans, allei, in ’t Brussels, quoi. Het is dan ook moeilijk om de vlaamse woorden neer te schrijven zoals ze uitgesproken werden.

Achterflap van een liedblad van Mathieu Dekemper

Voor het geval u niet genoeg Brussels zou verstaan om het verhaaltje te kunnen volgen: ons hoofdpersonage ontwaart een straatmadelief die hem meetroont naar haar zolderkamer, met de belofte dat ze hem “waar voor zijn geld” zal bieden.

Na het bestijgen van 50 treden vraagt ze hem bovenaan de trap of zijn vogeltje nog kan fluiten. Ja, zegt hij, maar niet hier op de overloop, binnen zal ’t beter gaan.
Maar het interieur is zo onverzorgd dat hij verbaasd in de haren krabt. Zij denkt dat hij last heeft van luizen die in het appartement welig tieren en vraagt hem om de kamer schoon te maken met schuurpapier, waarna ze de hele nacht lang hartstochtelijk de liefde bedrijven.

Zoveel activiteit put hem volledig uit, ’s morgens is hij stram en stijf en ook zij is pompaf. Als hij vertrekt vraagt ze hem te beloven nog eens terug te komen, maar dat ziet hij niet zitten want hij is plat-zak, waarmee hij ondermeer wil zeggen dat hij geen centen meer heeft …

Het is wel duidelijk dat dit lied nooit op een marktplein voor het kerkgebouw werd gezongen, maar zeker wel op feesten in de late uurtjes of tijdens de militaire dienst!

De melodie vinden we overigens ook terug in het lied “Wij weefsters van de vlasfabriek” uit het begin van de 20e eeuw.

Fleur de la mansarde

Un beau jour vers huit heures du soir
zien ik heur staan op den trottoir, une vraie gaillarde
Elle me dit: komde mee, chérie,
je n’habite pas très loins d’ici, J’dis: tu bavardes
Non, qu’elle m’répond je’ne broebbel pas,
mon pied-à-terre en d’sous du toit, c’est ma mansarde,
allei, kom mei, tu s’ras content
car t’en auras pour ton argent dans ma mansarde

Alors, n’écoutant que mon coeur,
‘k zen meigegaan chez cette fleur dans sa mansarde.
C’était très haut, faut l’avouer,
trois cinquant marchés à grimper pour la mansarde
Arrivé en haut elle me dit:
“Kunt gij nog fluiten mon chéri?” d’vant la mansarde.
J’répond: je saurai mieux siffler
à l’interrieur q’sur le pallier de ta mansarde

Je suis entré chez elle alors
et là j’ai vu un beau décor dans cette mansarde
op de muur, j’peux pas y penser
des crasses de punaises à volonté dans cette mansarde
Comme je m’grattais en voyant ça,
elle me dit: “T’as des platluis toi? ” dans ma mansarde
Avant que tu t’installes ici,
schuur ze goed af, mijne chéri dans la mansarde

Après avoir désinfecté
met een groot blad zavelpapier toute la mansarde,
elle dit: “Chéri ’t is de moment
de nous aimer, zijde content dans la mansarde?
En ze begost, je’ne vous dit qu’ça
d’me chatouiller, ‘k zeg a mo da dans la mansarde.
L’on joua fort, c’est pas du bluff,
ze speelde six fois soixante huit dans la mansarde

L’on joua ce jeu, c’était bien
de giele nacht, jusqu’au matin dans la mansarde
’s Morgens quand je me suis levé
ik had ne smoel d’un déterré dans cette mansarde
Ik had zeer aan mijn slinke been
et aussi aan den dikken teen dans cette mansarde
Elle dit: es-tu content mon chou,
car moi je’ne sais rester debout dans ma mansarde

Ne pouvant rester plus longtemps,
je prends la porte en retournant de la mansarde
Elle m’dit: “Mon cher, avant d’partir,
belooft mij qu’tu vas revenir dans ma mansarde!”
Je réponds:”Tu as du culot,
j’ai attrappé un lumbago dans ta mansarde,
nee, nooit ne mie je viens chez vous
mijn zak is plat, j’ai plus de sous, adieu mansarde!

Partituur * Fleur de la mansarde *
      1. instrumentaal

 

Ook in het liedjesschrift van Victor Clerinx vonden we een versie die veel meer verwant is met het lied van Wannes Vandevelde, zij het een stuk ruiger en platter, geen probleem voor de soldaten die het samen met Victor zongen – hij vulde zijn “cahier” tijdens zijn legerdienst 1932-1933 “bij het Rijdende Artillerie Regiment A Cheval te Leuven”.

Welke versie uiteindelijk de “originele” is hebben we (nog) niet kunnen achterhalen, en dat zal ook moeilijk zijn want met de auteursrechten werd in het begin van de 20e eeuw zeer losjes omgesprongen. Als er al een auteur vermeld werd, dan nog is het niet zeker wie het lied echt had bedacht. Het lijkt er dikwijls op dat “auteur” toen gedefinieerd werd als de persoon die betaald had om het te laten drukken…

Op mijn mansarde

Ik hem mijn Trèze laten staan,
ik ben er vandeur gegaan
naar mijn mansarde
Ik hem daar niemand boven mijne kop
en ik breng maar zeven franken op
op mijn mansarde
De grond geschilderd en gegaspeerd
en de muren getapisseerd
op mijn mansarde
Inbreken kunnen ze niet bij mij
ik trek mijnen troep boven bij mij
op mijn mansarde

 

Dat is wel hoog, ‘k wil dat verstaan,
een half uur om boven te gaan
op mijn mansarde
‘k Haal water in een grote kruik
en als ge krijgt zeer aan uwen buik
op mijn mansarde
Ge pist, ge kakt voor uw gemak
ja door het venster van het dak
op mijn mansarde
en als het riekt sluit ik mijn vitrine
en alles rijst de sterfput in
van op mijn mansarde

 

Van ver heeft dat een schoon gezicht
surtout als ik in mijn venster lig
van mijn mansarde
Dat is daar schoon, dat is daar tof,
‘k heb daar een vijver en een hof
op mijn mansarde
En regent het of is het koud
dat zit ik altijd in de goot
op mijn mansarde
Een stoel op de tafel gezet,
ik vang daar vissen met een bagette
op mijn mansarde

 

Dat is een groot en een stil huis
ge hoort er niks als vantijd een muis
op mijn mansarde
de muizen, gisteren in den dag,
terwijl ik in mijn bedde lag,
op mijn mansarde
verhuisden met mijne ration
mijn spek van den alimentation
op mijn mansarde
zij kropen in een grot, ik weet niet waar (wo)
vanonder in de schapraai (schapro)
op mijn mansarde

 

Mijn deur gaat met een koord op slot,
vroeger was het een duivenkot
op mijn mansarde
de muren die zijn van karton,
een wit laken was mijn plafond
van mijn mansarde
veel rijken die dat niet en heeft
het water staat bij mij geplaceerd
op mijn mansarde
ik krijg van tijd ‘s nachts ne kaven douche
dat ik lig te zwemmen in mijn koech
op mijn mansarde

 

En gisteren kreeg ik ambras
omdat ik wat bedronken was
op mijn mansarde
Ik kreeg van den huismeester een voenk
omdat ik naar genever stoenk
op mijn mansarde
Hij zei: gij alkolist, gij krapuul
g’hebt bespeven de vestibule
van mijn mansarde
en ‘t geen dat ‘m niet proper vond:
mijn trappen die lagen vol strond
op mijn mansarde

 

Enfin die kweste kwam te neig,
ik gaf den huurmeester een vijg
op mijn mansarde
Ik smeet naar hem met pot en stoel
en ik grabbelde naar heel den boel
op mijn mansarde
Ik grabbelde naar den étagère
en trok den helen muur omver
op mijn mansarde
De planché viel in op den duur
wij lagen beneden bij nen gebuur
met geheel mijn mansarde.

17 Commentaren

  • Johan schreef:

    Ondertussen kwamen we dankzij de auteur van http://oudpapier.blogspot.com/ in het bezit van de partituur “Op mijn mansarde” van Mathieu Dekemper, waarbij uitgever Charles Bens beweert de auteur van de muziek te zijn, wat we ten zeerste betwijfelen. Blijkt dat de tekst van Victor Clerinx vrijwel letterlijk overeenstemt met dit liedblad. De aangebrande versie van Louis Laermans moet dus door iemand anders (hemzelf?) vervaardigd zijn.

  • Johan schreef:

    Er is nog een lied met dezelfde melodie, geschreven circa 1900 door de Gentse cabaretier-toneelschrijver Henri Van Daele (1877-1957) met als titel “Georgetje” – 10 strofen over een fabriekmeisje dat beslist om geld bij te verdienen als “koketje”, lees: studentenhoertje, dat zich laat meesleuren door mooie praatjes en uiteindelijk berooid en verlaten achterblijft:

    Ik was een arme lieve meid
    en om mijn schoonheid erg gevleid,
    kortom, ’n lief pretje,
    ‘k Vond het fabriekwerk voor mij een schand,
    ik treurde om mijn lage stand
    en ‘k werd koketje

    Van Dale schreef enkele jaren later nog een andere tekst op dezelfde melodie, over “Het Continuemeisje” (die aan de “continue” doordraaiende weefmachines stonden – cfr. de bioscoopfilm “Daens”)

    Wij, spinsters van de vlasfabriek
    horen ons dikwijls door ’t publiek
    met recht beklagen
    en moest g’ons hier aan het werk zien,
    van vroeg tot laat aan het machien,
    ge zoudt het smaden.
    Den baas die pronkt gelijk ne god,
    hij die de schuld draagt van ons lot,
    hij doet ons buigen
    onder de arbeidswet zo snood,
    die ons naar geest en lichaam doodt,
    ik kan ’t getuigen.

    Wij spinsters van de vlasfabriek
    zijn dikwijls kreupel, bleek en ziek,
    we zijn maar slaven.
    Door den bedorven lucht belast
    en door den kanker aangetast
    en vroeg begraven.
    We krijgen nooit een blozend kind,
    zijn ziel is weg nog voor ’t bemint.
    En blijft het leven
    dan is het meestal niet voor lang,
    en d’arme moeder ziet het bang
    stillekens kreveren.

    Wij spinsters van de vlasfabriek,
    zo opgejaagd door ’t mekaniek
    doen handel bloeien.
    Wij zorgen voor de grote winst,
    toch zien w’ons bazen eensgezind
    ons loon besnoeien.
    Maar gij die staat al aan ons zij,
    gooit mee omver die tirrannij,
    helpt ons bevrijden.
    Blijft niet alleen in het verzet,
    verbreekt met ons die valse wet,
    we zullen strijden.

    En ook nog “Over de vrouwen”
    (liedblad in oorlogstijd van Kamiel Devadder)

    Dames en heren, luistert al
    naar ’t geen ik u nu zingen zal
    over de vrouwen,
    die hier en daar, ja, overal,
    zich gedragen als een schandaal,
    ’t zal hen eens rouwen.
    Zo zijn er meisjes, flink en schoon,
    maar die tot walgend spot en hoon
    het brandmerk dragen
    van oneer, schande en ontrouw,
    wier aangezicht zelfs dekt de rouw
    sinds enkele dagen.

    ‘k Vernam dat een vrouw die voorheen,
    Als braaf geboekt en deftig scheen,
    haar liet verleiden,
    Terwijl haar man op het slagveld,
    Misschien gesneuveld als een held,
    na vrees ‘lijk lijden.
    Ik ken een moeder laf en wreed,
    En die haar eigen kind besteedt,
    voor slechte zaken,
    Die met het geld waar schand’ aan kleeft,
    In genoegen en weelde leeft,
    en in vermaken.

    Iedereen spreekt er daag’lijks van,
    Hoe een moeder verlaten kan,
    haar lieve kleinen,
    Zonder generen, menigmaal,
    Te gaan zwieren in een danszaal,
    om ’t amuseren.
    Zo zijn er veel in onze stad,
    Z’hadden geen rok al aan hun gat,
    in vroeger dagen,
    Nu zijn ze fijntjes opgezet,
    Van’ s morgens vroeg al in toilet,
    om’te behagen.

    Om ’t volk een blinddoek aan te doen,
    Leuren er nu met fruit en groen,
    straat op, straat neder,
    Z’hebben hun echtgenoot misdaan,
    En vrezen hoe het zal vergaan,
    als hij komt weder.
    ’t Is niet gekend in ’t openbaar,
    Maar geen geheim is het voorwaar,
    van al die vrouwen,
    Want niet alleen van d’arme klas,
    Maar velen zelfs van ’t rijke ras,
    zijn waard bespouwen.

    Zo zijn er huizen dag en nacht,
    Waar eer en onschuld wordt verkracht,
    ja, zonder schamen,
    Waar baas of huisvrouw enkel streeft,
    En voor geen laagheid schrikt of beeft,
    om ’t geld te zamen.
    Wanneer de oorlog is gedaan,
    En dat de grote dag breekt aan,
    dat vrede kome,
    Herinnert u dat vrouwennest,
    dat onze bodem heeft verpest,
    En eer ontnomen.

  • VANUYTSEL kRIS schreef:

    Geachte ik heb op de zolder van mijn grootvader talrijke oude liedjesteksten en partituren ontdekt. Ze zijn nog in vrij goede staat alleen hebben de muizen hier en daar wat geknabbeld.Hierbij vond ik:
    Het boertje van ternat : Mathieu Dekemper
    Als het maantje lacht : Emile v Bosch
    t huisje op de hei : Louis Noiret
    Twee liedjes voor den volkszang:Willem Gijssels muziek Jan Spoel
    Jan zou uit vrijen gaan en Het liedeken der Wijmen
    Parade d amour : Francis Salabert
    Le grand succes de Léonce au Moulin Rouge:
    Je cherche après Titine: Léo Daniderff
    Mieke Pruimenmond : PAC Volkaert, Geeraard van de Veluw. mvg Kris

    • Gerdien van de Ven schreef:

      Beste Kris, ik ben naarstig op ziek naar de volledige tekst van Mieke Pruimemond! Mijn opa uit de Zaanstreek, Noord-Holland, zing dit lied regelmatig voor ons, maar ik kan mij nog maar alleen het begin herinneren. ‘Ons aardig Mieke Pruimemond kijkt hele dagen zuur….’ Als het om het zelfde liedje gaat, zou ik dan misschien van u mogen krijgen.
      Bij voorbaat dank.

      • Johan schreef:

        Dat lied werd gepubliceerd door Harry Franken in “Van Zinge en Speule”, een lange reeks opstellen over liederen die hij uit de volksmond optekende, later gebundeld in de reeks “Kroniek van de Kempen”. In nr 6 staat tekst en melodie van “Mieke Pruimemond”.

        Hier de tekst:
        het aardig mieke pruimemond
        ziet hele dagen zuur
        ze nijpt de kat en schopt den hond
        ze heeft noch rust nog duur
        haar oogskens blauw die kijken grauw
        haar lippekens verbleken
        als vader ’t niet noch moeder ’t ziet
        dan laat ze haar traantjes leken
        ach aardig mieke pruimemond } 2x
        is uw hartje wel gezond

        haar moeder koopt een zijden kleed
        een fraaien pluimen hoed
        maar ’t baat geen zier aan miekes leed
        al wat zij koopt of doet
        ons mieke pruilt en zucht en huilt
        veel erger dan tevoren
        geen kleed hoe mooi geen pronk of tooi
        kan ’t meisje meer bekoren
        ach aardig mieke pruimemond 1 2 x
        is uw hartje wel gezond

        haar vader is een wijze man
        hij zit en rookt en denkt
        hij weet paf paf het fijne ervan
        en wat ons mieke krenkt
        ons mieke is paf paf gewis
        van grote min ontstoken
        voor buurman toon zijn jongste zoon
        dat heb ik lang geroken
        ach aardig mieke pruimemond 1 2x
        is uw hartje wel gezond

        ik heb den fIinken jongen gast
        zo dikwijls al bezien
        hij lijdt me dunkt zo’n grote last
        als mieke zelf misschien
        en vader gaat na kort beraad
        zijn buurman toon verzoeken
        hem en zijn pier op hesp en bier
        en warme pannekoeken
        wie weet wordt mieke pruimemond 1 2 x
        haar hartje niet gezond

        vanavond mieke pruimemond
        komt onzen buurman Toon
        beslaat de koekepan terstond
        met pier zijn jongste zoon
        en pier heeft mij gevraagd of gij
        zijn vrouwkelief wilt wezen
        o ja 0 ja roept mieke dra
        haar kuurtjes zijn genezen
        nu wordt ze mieke rozemond
        en haar hartje is weer gezond } 2x

        Commentaar vanHarry Franken: “Harrie van Beers uit Hoogeloon zong mij dit liedje voor. Hij hoorde het zijn moeder dikwijls zingen. Het is de enige opname die ik van het liedje heb. Een grote verspreiding zal het zeker niet gehad hebben; het geheel komt wat geforceerd over en doet me denken aan de liedjes van ‘volkscomponisten’ als Emiel Hullebrock, Paul Miry en R. Ghesquiere.”

  • dree schreef:

    Dag Johan, Ik ben nog eens op je site terechtgekomen en blijf me verbazen over wat er allemaal op te vinden is. Ik was (andermaal) op zoek naar meer info over het ‘Mijn mansarde’ van Wannes. Volgens Christa – weduwe van Wannes – heeft hij haar altijd verteld dat hij het kende van Aristide Bruant. Ik vind 1000 dingen van Bruant maar geen lied over zijn mansarde. Hebben jullie wat meer?
    Alvast bedankt en van harte gefeliciteerd met je opzoekingswerk!

    • Johan schreef:

      Het enige verband dat ik zie tussen Artistide Bruant en “Mijn Mansarde” is het lied “A Montmertre” waarvan de melodie en (vooral) de dichtvorm enige gelijkenis vertoont met “Mijn Mansarde”.
      Malgré que j’soye un roturier,
      Le dernier des fils d’un Poirier
      D’la ru’ Berthe,
      Depuis les temps les plus anciens,
      Nous habitons, moi-z-et les miens,
      A Montmerte.

  • Nick Trachet schreef:

    Wannes nam het op in 1976, maar door het grote succes had hij er eigenlijk een hekel aan.
    Het zijn de kleine kantjes van een groot man die er voor zorgden dat hij zelden zijn bron erkende (toch voor 1980). In nog wat andere nummers prijkt hij als auteur, alhoewel dat niet juist is.

    • Johan schreef:

      Wel … het is nog altijd niet duidelijk wie nu in feite de originele auteur is, en dat was het zeker niet in 1976. Geen enkele van de vermoedelijke auteurs was (toen) nog in leven en bovendien niet bekend bij SABAM of anderen. Het was in die omstandigheden – ik ga hier af op eigen ervaringen maar weet niets over het exacte verloop voor dit geval – zéér moeilijk om het bewerkte lied “correct” bij SABAM aan te geven omdat het onmogelijk was de vermoedelijke auteurs te contacteren en die zouden (dan toch) nooit enige vergoeding krijgen voor het gebruiken van hun bedenksel. De LP zou maanden vertraging oplopen vooraleer de onderzoeken zouden zijn afgerond. Het was veel simpeler om het als eigen lied aan te geven, of als “public domain” als het manifest uit vorige eeuwen stamde.

  • Johan schreef:

    Vandaag stootte ik via YouTube toevallig op een 78-toerenplaat van Mevrouw Leonne en Heer Joe Miller: Op ons mansarde (ca 1928). Dit is een gesproken duet en het auteurschap wordt op het platenlabel toegeschreven aan Jan Willekens, zeer actief circa 1905, die blijkbaar nog een variante had bedacht op de diverse mansarde-teksten. De tekst komt grotendeels overeen met de door Victor Clerinx genoteerde tekst. Ik heb bij Victor en Julia nochtans nooit een platenspeler geweten.

  • Hans Quaghebeur schreef:

    Dankzij Roger Hessel: componist is Christiné, in 1905. Oorspronkelijke tekst: Chanson Vécue, onder meer gezongen (en opgenomen) door Berthe Sylva: https://www.youtube.com/watch?v=6_8_bN-V6U0

    • Johan schreef:

      Inderdaad, krak dezelfde melodie, bedankt! Op plaat gezet in 1908 volgens Chansons Retros” , dus “Georgetje” en de “Spinsters” waarvan hierboven sprake moeten na die datum gemaakt zijn.

      • Johan schreef:

        Chanson Vécue werd dus in 1905 geschreven door het duo Pierre Forgettes (1874-1939) en Henri Christiné (1867-1941). Forgettes en Christiné werkten ook wel eens samen met componist Louis Diodet (1867-1946) en die schreef (?) in 1942 – na de dood van Christiné en Forgettes – dan weer het lied “Dans ma mansarde” op tekst van Gary Brévard. Dat kan geen toeval zijn.

  • Richard Delvaux schreef:

    Dag Johan,
    Ik vond ook nog een originele partituur van Mathieu Dekemper.
    Deze vermeldt Ch. Bens als componist.
    Er staat helaas ook geen jaartal bij.
    De melodie wijkt echter behoorlijk af van de versie van Wannes Van de Velde. Hier alvast de link:
    http://oudpapier.blogspot.be/2011/12/de-mansarde-van-wannes-was-eigenlijk-in.html
    Het nummer werd ook op plaat uitgebracht door Jef Elbers in 1975

  • Josef van Overmeeren schreef:

    Geachte,

    Ik zocht al vele jaren naar de tekst van het oorspronkelijk liedje “mijn mansarde”. Mijn grootmoeder zong dit in haar café in Hulst in de jaren 50. Ik wist ook dat het liedje van Wannes van de Velde niet het orginele was, temeer omdat de Beatles en de Stones in die jaren nog niet bestonden. Nu ik het gevonden heb kan ik het eindelijk instuderen al lijkt me het Brussels als Nederlander wat moeilijk. Dit is een dankbaar liedje om te zingen bij feestjes.

    Heel veel dank,
    Josef van Overmeeren
    Sint Jansteen

  • Johan schreef:

    Een andere en oudere melodie die sterk verwant is met al het voornoemde is “Petit Chagrin” (1891, Paul Delmet / Maurice Vaucaire). De mansarde-tekst kan er in elk geval ook op gezongen worden.

Plaats een antwoord

HTML-code is niet toegestaan (pech voor SPAMmers)

HTML-code niet toegestaan
Form filling spam bots are redirected to the FormSpammerTrap.com web site.

Loading...

Verstuur uw reactie

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Copyright © 1967-2024 Wreed en Plezant Alle rechten voorbehouden.
Deze site is gemaakt met behulp van het Multi sub-thema, v2.2, bovenop
het bovenliggende thema Desk Mess Mirrored, v2.5, van BuyNowShop.com